In 2024 zijn in totaal 10.457 mensen omgekomen toen ze probeerden de Spaanse kust te bereiken. Dat is een gemiddelde van bijna 30 per dag en een stijging van 58 procent ten opzichte van het voorgaande jaar, volgens de cijfers die de groep Caminando Fronteras op donderdag (26.12.2024) heeft gepubliceerd.
Dit is een recordaantal sinds de NGO de verdwijning van migranten op zee op weg naar Spanje begon te onderzoeken. Een cijfer dat de opmerkelijke toename van het aantal doden in de afgelopen twee jaar weerspiegelt, aangezien de 6.618 doden in 2023 bijna drie keer hoger waren dan het jaar daarvoor.
Voor het jaar 2024 benadrukt Caminando Fronteras dat 421 van de dodelijke slachtoffers vrouwen waren en 1.538 kinderen of jongeren. De Atlantische route naar de Canarische Eilanden is “nog steeds de dodelijkste ter wereld” met 9.757 slachtoffers, oftewel 93 procent van het totale aantal. Er waren 517 doden op de Algerijnse route, 110 in de Straat van Gibraltar en 72 op de Alboran route.
Het rapport “Right to Life Monitoring 2024”, dat op 15 december werd afgerond en 293 tragedies op de verschillende migratieroutes vermeldt, bevat nog een statistiek: 131 boten verdwenen spoorloos, met alle migranten aan boord.
Het rapport wijst ook op de “opmerkelijke toename” van vertrekken dit jaar vanuit Mauritanië, een land dat “zich heeft gevestigd als de belangrijkste doorgangspost voor migranten” naar de Canarische Eilanden. Er vielen daar 6.829 doden. De Algerijnse route naar de Balearen wordt ook beschouwd als “een van de gevaarlijkste” vanwege de lengte en de moeilijkheidsgraad van de reis, net als de route die eindigt op het Canarische eiland El Hierro.
Uitgesplitst per maand was april de maand met de meeste doden (1.284), voor mei (1.103) en februari (1.093). De 10.457 dodelijke slachtoffers geteld door Caminando Fronteras behoorden tot 28 verschillende nationaliteiten: Algerije, Bangladesh, Burundi, Burkina Faso, Comoren, Ivoorkust, Egypte, Ethiopië, Gabon, Gambia, Ghana, Guinee Bissau, Guinee Conakry, Irak, Mali, Mauritanië, Marokko, Nigeria, Pakistan, Republiek Congo, Somalië, Senegal, Sierra Leone, Syrië, Soedan, Tunesië en Jemen.
De NGO analyseert de oorzaken van de toename van het aantal schipbreuken en wijst op het ontbreken van een verplichting om hulp te verlenen. Het gebrek aan tijdige activering van reddingsprotocollen en de schaarste aan middelen voor reddingsoperaties hebben het aantal doden doen stijgen.
Hij waarschuwt ook dat migratiecontrole voorrang heeft op het recht op leven, aangezien het migratiebeleid erop gericht is de komst van migranten te voorkomen, “zelfs ten koste van mensenlevens”, waardoor het aantal schipbreuken en verdwijningen toeneemt.
Hij wijst ook op de externalisering van grenzen als een andere oorzaak van deze toename. “De verantwoordelijkheid voor reddingsoperaties wordt verschoven naar landen met beperkte middelen, waardoor het vermogen om op deze noodsituaties te reageren afneemt”, aldus het rapport.
Het rapport voegt eraan toe dat veel reddingsoperaties niet op tijd werden opgestart, zelfs wanneer de locaties van de bedreigde schepen bekend waren. “Gebrek aan internationale coördinatie en vertragingen bij het bieden van hulp waren sleutelfactoren in de verwoestende cijfers”, aldus het rapport. Het rapport is ook van mening dat de “criminalisering en stigmatisering” van sociale organisaties en familieleden die waarschuwen voor mensen die in gevaar zijn, de effectiviteit van de reddingspogingen belemmert.
En er wordt een laatste oorzaak genoemd: de extreem precaire omstandigheden die het gevolg zijn van het gebruik van precaire infraboten, het gebrek aan water, voedsel en navigatiemateriaal, en de slechte weersomstandigheden die de reis bemoeilijken.
Helena Maleno, coördinator van het onderzoek, waarschuwt voor een “diep falen” van reddings- en beschermingssystemen en roept op om “prioriteit te geven aan de bescherming van het recht op leven, het versterken van zoek- en reddingsoperaties en het garanderen van gerechtigheid voor slachtoffers en hun families”.
Het rapport benadrukt de aanwezigheid van vrouwen op de migratieroutes, met het hoogste percentage op de Atlantische oversteek, in het bijzonder op de rubberboten tussen Agadir en Dakhla (Marokko).
Deze vrouwen, waarvan de meesten op doorreis zijn, “worden blootgesteld aan geweld, discriminatie, racisme, deportatie en seksueel geweld”, aldus het rapport, waarin staat dat velen van hen reizen met kinderen die op de route geboren zijn en in extreme omstandigheden overleven door te bedelen, prostitutie en onzeker werk, waardoor ze kwetsbaarder worden voor rekrutering door mensenhandelbendes.
Het aantal vrouwen dat in boomstamkano’s uit Senegal, Gambia en Mauritanië reist is ook toegenomen, velen van hen zijn op de vlucht voor oorlog en de gevolgen van klimaatverandering. Er zijn ook steeds meer vrouwen op de route naar de Balearen, die vanuit Centraal- en West-Afrika via Libië en Tunesië loopt.
Caminando Fronteras constateert ook een toename van kinderen en jongeren op de Atlantische migratieroutes, de Straat van Gibraltar en richting de Balearen en hekelt “het gebrek aan bescherming en garanties van de kant van de autoriteiten”. Volgens hem worden minderjarigen vaak niet als kinderen maar als migranten behandeld en gebruikt als “politiek drukmiddel, waardoor ze worden blootgesteld aan haatzaaiende taal en kwetsbaar worden”.
Hij wijst ook op de situatie in Ceuta, waar de drijvende oversteek nog steeds een van de belangrijkste migratieroutes is, vooral voor kinderen en jongeren uit Marokko en Algerije.
“Het resultaat van deze politieke en sociale context is de verdwijning van talloze minderjarigen, waardoor veel slachtoffers buiten het bereik van de openbare bescherming blijven en hun fysieke en mentale gezondheid ernstig in gevaar wordt gebracht”, concludeert hij.
Bron: Agentschappen




