De uitgaven voor reizen van senatoren ten laste van de begroting van de Eerste Kamer bedroegen €811.218,54 in de eerste drie maanden van 2023, een stijging van €192.359 ten opzichte van deze tijd vorig jaar, een stijging van 31 procent en het record in de acht jaar sinds de gegevens beschikbaar zijn.
Dit blijkt uit het Transparantieportaal van de Senaat, waar de vervoerskosten van parlementsleden sinds 2015 per kwartaal worden uitgesplitst.
In het eerste kwartaal van 2023 is het totale bedrag €770.672, verdeeld over parlementaire, politieke en officiële reizen voor senatoren, hoewel de totale inkomsten voor deze periode, d.w.z. de werkelijke kosten voor de Senaat, €811.218 zijn, aangezien dit de kosten omvat voor het beheren, annuleren en wijzigen van tickets, evenals tickets die zijn uitgegeven maar nog niet zijn gebruikt.
De Senaat draagt de kosten van de reizen van de senatoren met het openbaar vervoer (vliegtuig, trein, bus of boot) voor de uitoefening van hun parlementair mandaat, voor activiteiten van politieke, sectorale of institutionele representatieve aard en voor officiële reizen in naam van de Senaat. De Senaat geeft de afgevaardigden ook een “taxikaart” met een maximaal jaarkrediet van 3.000 euro, geldig voor hun reizen in de Gemeenschap van Madrid, en in het geval dat ze hun eigen auto gebruiken, wordt 0,25 euro per kilometer betaald, evenals de bedragen voor tol op de snelweg, indien van toepassing.
De reiskosten van de senatoren in de eerste drie maanden van 2023 (811.218,54 euro) zijn de hoogste sinds deze gegevens acht jaar geleden voor het eerst werden gepubliceerd. Bovendien zijn de reiskosten met 30 procent gestegen ten opzichte van het eerste kwartaal van 2022, toen ze 618.859,54 euro bedroegen. In 2020, toen de COVID-19 pandemie uitbrak en het persoonlijke werk in de Eerste Kamer bijna ophield, bedroegen de uitgaven €586.743,35. In 2021, toen er nog enkele beperkingen waren, bedroegen de uitgaven voor de eerste drie maanden €486.851,53. In 2019, het laatste jaar voor de pandemie, bedroegen de reiskosten van de senatoren €636.055,78. In 2018 (€766.304,74), 2017 (€792.792,96), 2016 (€608.461,66) en 2015 (€672.218,56) werd de grens van €800.000 nooit overschreden in het eerste kwartaal van dit jaar.
Het Congres publiceerde ook de reiskosten van parlementsleden in de eerste drie maanden van 2023 en gaf 1,17 miljoen euro uit om de reiskosten van zijn leden in het hele land te dekken, 8,39 procent meer dan in dezelfde periode vorig jaar. Concreet bedroeg de totale rekening voor reizen tussen 1 januari en 31 maart 1.170.476,72 euro, vergeleken met 1.079.839,28 euro vorig jaar.
Met andere woorden, het bedrag is met 90 637,44 gestegen. Van dit totaalbedrag werd 700.347,27 euro gebruikt voor reizen van parlementsleden tussen Madrid en hun respectieve kiesdistricten, 123.075,95 euro voor reizen naar politieke evenementen – met toestemming van de respectieve parlementaire fractie – en nog eens 1.593,57 euro voor officiële reizen. De resterende 345.469,93 euro ten laste van het Congres zijn administratieve kosten.
Bron: Agentschappen





