De Europese instellingen zijn begonnen met het bestuderen van het verzoek van Spanje om het Catalaans, Baskisch en Galicisch officiële talen van de Europese Unie (EU) te maken, een proces dat jaren kan duren om een volledige status te krijgen, zoals al is gebeurd met het Gaelic.
“De Raad heeft een brief ontvangen van de Spaanse regering en zal deze bestuderen,” zei een Europese bron op donderdag (18/08/2023). In de brief van de Spaanse minister van Buitenlandse Zaken José Manuel Albares wordt de Raad, de instelling die de EU-landen vertegenwoordigt en die dit half jaar door Spanje wordt voorgezeten, gevraagd om de kwestie op de agenda te zetten van de volgende Raad Algemene Zaken, die op 19 september in Brussel bijeenkomt.
Het is nog niet duidelijk op welk moment de motie zal worden ingediend voor deze vergadering op 19 september: of het het onderwerp zal zijn van een eerste politiek debat onder de ministers of dat er op die dag zal worden gestemd. De uiteindelijke stemming moet unaniem zijn.
Het Catalaans, Baskisch en Galicisch tot officiële talen van de Europese Unie maken zou betekenen dat niet alleen de verdragen en alle documenten en wetgeving die vanaf nu worden geproduceerd, maar ook het hele acquis van de afgelopen 65 jaar van het Europese project, van richtlijnen tot sancties, met inbegrip van verordeningen en interinstitutionele overeenkomsten, in deze talen worden vertaald.
De overgrote meerderheid van de 24 officiële talen in de Europese Unie werd officieel toen hun lidstaat toetrad tot de EU-club: Spaans in 1986, Engels in 1973 en Frans, Duits, Italiaans en Nederlands sinds de oprichting van de toenmalige Europese Economische Gemeenschap (voorloper van de huidige EU) in 1958. In dat jaar werd de verordening aangenomen met alle officiële talen van de Europese Unie, gewijzigd telkens een land lid werd en zijn hoofdtaal een officiële taal in Brussel werd.
De opmerkelijke uitzondering op deze regel is het Gaelic, dat een Verdragstaal werd in plaats van een officiële taal toen Ierland in 1973 toetrad tot de EU: Dit betekende dat alleen de Verdragen en geen andere EU-documenten of wetgeving in het Gaelisch werden vertaald. In 2005 diende Ierland een aanvraag in om het Gaelisch de status van officiële taal te geven, wat in 2007 werd goedgekeurd. Toen men zich echter realiseerde dat er slechts een beperkt aantal Gaelische vertalers en technische middelen was, werd besloten om op dat moment niet alle documenten te vertalen, aangezien er een tijdelijke afwijking van kracht was tot 2022. Deze afwijking werd in 2015 op verzoek van Ierland opgeheven, omdat de vertaalcapaciteit voor Gaelisch in EU-organen is toegenomen. Sinds 2022, 17 jaar na het verzoek van Dublin om Gaelisch een officiële taal te maken, is Gaelisch een taal met volledige status bij de Europese instellingen.
In 2022 diende de Spaanse regering bij het Europees Parlement een verzoek in om Catalaans, Baskisch en Galicisch te mogen gebruiken in de plenaire vergaderingen van de instelling.
Het Bureau van het Europees Parlement wacht al maanden op een rapport van de parlementaire diensten over de gevolgen voor het dagelijks werk, van vertaling en vertolking tot infrastructuur en financiën. Het proces om van deze drie talen officiële talen van de EU te maken, heeft niets te maken met het proces dat in het Europees Parlement aan de gang is en gaat verder dan wat Madrid in 2022 heeft gevraagd. Het Europees Parlement heeft ook geen zeggenschap over de vraag of een taal al dan niet een officiële taal in de EU moet worden, aangezien deze bevoegdheid uitsluitend bij de Raad (de landen) ligt.
In 2005 schreef de toenmalige Spaanse premier José Luis Rodríguez Zapatero een brief naar de Europese instellingen met het aanbod om overeenkomsten te ondertekenen die het gebruik van Spaanse mede-officiële talen, waaronder het Valenciaans, toestaan. Dit werd toen bereikt in alle instellingen behalve het Parlement, waar het verzoek een “zeer sterke politieke discussie” uitlokte – aldus bronnen in het Europees Parlement – en het Bureau van het Parlement, met een meerderheid van de populaire en liberale partijen, behandelde het minstens drie keer, waarbij Josep Borrell, als voorzitter van de instelling, aandrong op een “ja”.
In het toenmalige voorzitterschap zat een Spanjaard, Alejo Vidal-Quadras, die tegen het project was en op het nippertje voorkwam dat het werd aangenomen, volgens parlementaire bronnen. Het Parlement voerde aan dat dit het jaar was na de grootste uitbreiding van de Europese Unie tot nu toe en dat het problemen had om de vertolking in de nieuwe officiële talen te garanderen. Het recht van burgers om in deze talen met het Parlement te communiceren werd schriftelijk erkend en het besluit zou het jaar daarop worden herzien, maar dit is nooit gebeurd.
Bron: Agentschappen