Het Ministerie van Financiën heeft de gemeenteraden van Mallorca gewaarschuwd dat er “gevolgen” zullen zijn als ze de afvalheffing niet verhogen. De voorzitter van de Federatie van Lokale Overheden van de Balearen (FELIB), Jaume Ferriol, kondigde vorige week aan dat de gemeenteraden van de Balearen hebben besloten om de zogenaamde “basurazo” in 2025 niet toe te passen.
Het argument is dat ze niet weten hoe ze het moeten doen, omdat ze de kosten van deze dienst niet kennen totdat deze wordt geleverd. Ze zijn niet de enigen die hebben geweigerd, andere Spaanse gemeenten hebben dit ook gedaan.
Het ministerie onder leiding van María Jesús Montero antwoordt echter dat “Wet 7/2024 de termijnen duidelijk vastlegt en uitstel niet echt mogelijk is”. De wet moet op 10 april van kracht worden en de gemeenten moeten deze in 2025 aan de burgers doorgeven.
Dit is de implementatie van een richtlijn van de Europese Unie (2018/851) uit 2020, die de lidstaten oproept om “gebruik te maken van economische instrumenten en andere maatregelen” om tegen 2030 een recyclingpercentage van 50% te bereiken. In Spanje wordt de richtlijn geïmplementeerd via Wet 7/2022 betreffende afvalstoffen en vervuilde grond voor een circulaire economie, die voorziet in een “specifieke, niet-gedifferentieerde en niet-deficitaire heffing”. Het doel van de centrale overheid is dat vanaf 2025 de kosten van de volledige afvalophaaldienst (die ook het schoonmaken van containers, het onderhoud van voertuigen, arbeidskosten, afvalverwerking en recycling omvat) door de burgers worden gedragen, volgens het principe “wie vervuilt, betaalt”.
Gevraagd naar de gevolgen van niet-naleving, verwijst het ministerie van Financiën naar een document dat is gepubliceerd op de website van de Spaanse federatie van gemeenten en provincies (FEMP) en door dit ministerie is verstuurd op 14 april 2024.
In concreto wordt aangegeven dat “niet-naleving van de communautaire doelstellingen met betrekking tot gemeentelijk afval kan leiden tot een sanctie voor het Koninkrijk Spanje, waarbij deze sanctie, overeenkomstig artikel 8 en de tweede aanvullende bepaling van organieke wet 2/2012 van 27 april inzake begrotingsstabiliteit en financiële duurzaamheid, zou worden doorberekend aan de overheidsdiensten en alle andere verantwoordelijke entiteiten in de publieke sector, die van toepassing zouden zijn op die lokale entiteiten die zich niet houden aan de invoering van de PPPNT-belasting, waarbij rekening wordt gehouden met het systeem van betaling per productie en die geen tekort hebben.
Bovendien wordt erop gewezen dat “het bestaan van een dergelijke belasting/PPNT aanvullend kan worden vereist als voorwaarde voor lokale autoriteiten om toegang te krijgen tot communautaire fondsen”.
Bron: Agentschappen
