In september bereikte het ministerie van Territoriaal Beleid een overeenkomst waarbij de regering van de Balearen de zogenaamde stort- en verbrandingsbelasting die wordt geheven op gemeenten die organisch afval niet scheiden, zal afschaffen om de gemeenten die dat wel doen, te bevoordelen.
In de overeenkomst, die tot stand is gekomen in de bilaterale samenwerkingscommissie van de Algemene overheidsadministratie en de Autonome Gemeenschap van de Balearen, staat dat de regering van de Balearen zich verplicht om een deel van de communautaire begrotingswet voor 2023 in te trekken, aldus het ministerie van Territoriaal Beleid in een verklaring, waarin het “rekening houdt met de geuite discrepanties en een einde maakt aan de ontstane controverse”.
Het ingetrokken onderdeel van de gemeentebegroting 2023 is de “Belasting op het storten, verbranden en meeverbranden van afvalstoffen”, die voorzag in een progressieve heffing, die van jaar tot jaar hoger werd, voor gemeenten die de organische fractie niet selectief inzamelden.
De heffing werd vastgesteld op de heffing voor de productie van de afgekeurde fractie van gemeentelijk afval (in gemeenten zonder gescheiden inzameling van organisch afval) en zou stijgen met 1% in 2023, 15% in 2024 en 30% in 2025 en daarna.
De reden die werd gegeven voor de verhoging van de vergoeding was dat de regering van mening was dat deze gemeenten niet voldeden aan de vereisten voor gescheiden inzameling van organisch afval en betaling voor het genereren van de afgekeurde fractie van huishoudelijk afval in de Afvalstoffenwet 2019.
Het deel van de begrotingen dat dit regelde, herinnerde eraan dat “de respectieve gemeentelijke verordeningen moeten voorzien in de toepassing van de heffingssystemen, ten minste voor de restfractie van het gemeentelijk afval, op een manier die gunstig is voor de burger die minder afval produceert”.
De overeenkomst met de Balearen is een van de drie overeenkomsten die het ministerie van Territoriaal Beleid in september heeft gesloten, samen met andere met Extremadura en Baskenland. Dit zijn de eerste drie overeenkomsten van de 15e zittingsperiode, nadat in de 14e zittingsperiode in totaal 180 overeenkomsten werden bereikt met autonome gemeenschappen die niet in beroep gingen, aldus het ministerie.
Bron: Agentschappen


