Spanje, Italië en Frankrijk hebben hun krachten gebundeld ten gunste van het behoud van de huidige visquota in de westelijke Middellandse Zee. De minister van Landbouw, Visserij en Milieu, Joan Simonet, pleitte hiervoor tijdens de vergadering van de Raad van ministers van Landbouw en Visserij van de Europese Unie (Agrofish) in Brussel op maandag (18.11.2024).
Simonet sprak samen met de Spaanse minister voor de sector, Luis Planas, als vertegenwoordiger van de sector voor alle autonome gemeenschappen van Spanje en verdedigde krachtig het behoud van de vissersvloten in de westelijke Middellandse Zee.
“Samen met Italië en Frankrijk hebben we aan Brussel voorgesteld om de criteria voor de visserijsituatie in de westelijke Middellandse Zee voor het komende jaar niet te wijzigen”, legde Simonet uit, eraan herinnerend dat dit gezamenlijke verzoek van de drie staten verwijst naar het feit dat de Europese Unie niet alleen rekening houdt met wetenschappelijke criteria ‘waarmee rekening moet worden gehouden’, zoals hij verduidelijkte, maar ook met ‘de economische en sociale gevolgen die nieuwe beperkingen die in Europa worden opgelegd, met zich mee kunnen brengen’.
Met “zeehond” bedoelt hij dat Brussel het aantal kilo’s dat is vastgesteld voor vissoorten als de rode garnaal niet mag verlagen, “een van de soorten die grote economische winst oplevert voor professionals op de eilanden,” legde hij uit. Hetzelfde geldt voor andere soorten zoals blauwvintonijn.
Niet verrassend verdedigde Simonet tijdens de laatste Agrofish-bijeenkomst in oktober ook de verhoging van de vangstquota voor blauwvintonijn, die kan worden gevangen door kleinschalige vissers in de Spaanse Middellandse Zee, “en vooral door vissers van de Balearen”, zoals hij benadrukte. “We hebben het over vangstquota in de Middellandse Zee terwijl Europa de belangrijkste controles uitvoert terwijl derde landen geen enkele regelgeving hebben,” betreurde de Visserijraad, die beweerde dat hoewel de Brusselse richtlijnen voor 2025 nog niet zijn gepubliceerd, ze op zijn minst dezelfde moeten blijven als de huidige, zonder verplichte werkonderbrekingen voor professionals in de sector.
Bron: Agentschappen